Toen in de jaren zestig overal in Nederland algemene studentenroeiverenigingen opgericht werden, nam Groningen geen uitzonderingspositie in. In Groningen waren er twee roeiverenigingen. In 1878 was de, aan het corps gelieerde, studentenroeivereniging Aegir opgericht. Aegir was aanvankelijk alleen toegankelijk voor mannelijke corpsleden. In het begin van de jaren zeventig werd Aegir opengesteld voor vrouwelijke studenten en niet-corporale leden.
In 1886 werd de burgervereniging De Hunze opgericht; deze vereniging was aanvankelijk alleen toegankelijk voor mannen. Het damesroeien, "voor jonge vrouwen van goeden huize", werd, aan het begin van deze eeuw, als ongepast gezien. Toch werd in 1909, met behulp van De Hunze en Aegir, de damesroeivereniging "Wellgunde" opgericht. Wellgunde hield zich alleen bezig met stijlroeien, zoals dat in die tijd voor dames gebruikelijk was. Zowel bij De Hunze als bij Wellgunde bestond een grote behoefte aan een nieuw botenhuis, dit leidde in 1912 tot het samengaan van Wellgunde en De Hunze; daarmee werd De Hunze een algemene vereniging.
De Hunze liet ook studentenleden toe: roeisters van Magna Pete roeiden tientallen jaren bij De Hunze. Binnen Magna Pete hadden de roeisters een eigen verenigingsnaam, Hrönn, en een eigen bestuur; een vertegenwoordigster van Hrönn maakte altijd deel uit van het Hunzebestuur. Leden van Vindicat roeiden bij Aegir en de andere gezelligheidsverenigingen roeiden niet in groepsverband. Wel waren loslopende studenten lid van De Hunze.
De eerste aanzet.
Theo Rijnten beschrijft het stukje geschiedenis, dat voorafging aan de échte oprichting van Gyas, als volgt:
"In september 1963 werd de eerste serieuze poging gedaan het wedstrijdroeien bij "de Hunze" van de grond te krijgen door meer reclame te maken onder de gezelligheidsverenigingen. Dat lukte. Vanuit Unitas kwamen 10 roeiers, waar later, onder leiding van Feico Camphuis, een echte acht uit gemaakt werd. Ondertussen was op het front van de gezelligheidsverenigingen door een reorganisatie van de Aclo een kentering waarneembaar t.a.v.het studentenroeien. Er werden vergaderingen belegd door de assessoresprimi van de gezelligheidsverenigingen (alle 5), waarbij de wenselijkheid werd besproken van een tweede studentenroeivereniging naast Aegir. Openstelling en uitbreiding van Aegir werd vanaf het begin door Vindicat als onmogelijk gezien. Het idee van een tweede vereniging vond veel weerklank binnen de Universiteit, wat in een later stadium voor de financiën van groot belang was. Veel concreets kwam er niet uit. Wel werden uit elke gezelligheidsvereniging roeivertegenwoordigers gehaald, die een soort bestuur vormden (Theo Rijnten, Tense Holm, Fenna Dekking, Peter van Wiechen, Jan Dirk Nijsing)". Bij De Hunze was men op de hoogte van de plannen en men stond er ook achter. In het "informele circuit", in het café van Jan Westerhof, werd door de bewoners van de woonboten aan de Stratinghweg, die daar stamgast waren, uitgebreid gepraat, gespeculeerd en gefantaseerd over de op te richten vereniging.
Het lot hielp een handje om van de vereniging, die in theorie al bestond, een feit te maken. De acht, die samengesteld was uit de tien Unitasroeiers, werd ingeschreven voor de "Head of the River" in 1964. Een week daarvoor, op 14 april, werd een trial gehouden waaraan vier Aegir achten en de acht van De Hunze meededen. Deze Hunze-acht was "voor intern gebruik" omgedoopt tot HURRA-acht (Hunze-Unitas-Race-Roei-Associatie). Theo Rijnten beschrijft wat er toen gebeurde als volgt: "Tijdens een trial met 4 Aegir-achten werd de Hurra-acht luid aangemoedigd door tientallen uitzinnige Unitas supporters, die nog nooit van de "Hunze", maar wel van Hurra hadden gehoord, en dat luidkeels lieten blijken. Dit tot groot ongenoegen van de toenmalige Hunzevoorzitter, wijlen Joop Dijk. Hij dacht eindelijk een fatsoenlijke heren race-roeiploeg binnen z'n vereniging te hebben, en nu bleek dat het eigenlijk een studentenclub was. Briesend van woede werden we uitgenodigd voor een besloten bestuursvergadering, waar Luuk Knol, Jules Peschar en ondergetekende van Joop Dijk, Arie Schuring en Ben Wirtjes het volgende te horen kregen:
1. De Hunze wilde geen studentenroeivereniging binnen haar muren.
2. Nieuwe aanmeldingen van studentleden zouden worden geweigerd.
3. De Hunze zou een nieuw op te richten studentenvereniging met raad en daad steunen (is ook gebeurd)." Dit alles had een versnelde oprichting van de algemene studentenroeivereniging tot gevolg. Als "fatale" datum werd 12 mei 1964 gekozen.
Het NRC, dat toen nog Algemeen Handelsblad heette, opende op 12 mei 1964 met een artikel over Vietnam. De Amerikaanse minister van defensie Mc.Namara heeft een gesprek gevoerd met zijn Westduitse ambtgenoot Hassel en met bondskanselier Erhard over de slepende oorlog in Zuid-Vietnam. Mc.Namara heeft aangedrongen op actievere Westduitse steun van de Amerikaanse politiek in Zuid-Oost-Azië. Amerika heeft in dat opzicht twee wensen: ten eerste "moet de Bondsrepubliek meer materiële hulp leveren voor de Amerikaanse krachtsinspanning in Zuid-Vietnam", ten tweede "verwacht Washington van Bonn dat het de Amerikaanse politiek in Zuid-Vietnam zonder reserves zal ondersteunen." Het gevolg hiervan zou zijn dat Bonn officieel stelling zou nemen tegen de Zuid-Oost-Azië-politiek van Frankrijk, dat neutralisering van beide delen van Vietnam propageert.
Het Nieuwsblad van het Noorden besteedde op 12 mei de hele voorpagina aan een opstand in de Mesdagkliniek. In het "rijksasiel voor psychopaten Dr. S. van Mesdag", werden banken, stoelen en tafels door de ramen naar buiten gesmeten. Verplegers, die de gemoederen tot bedaren wilden brengen, werden door de opstandelingen overmeesterd en als gijzelaars vastgehouden. Met behulp van tientallen rechercheurs, agenten in uniform en de brandweer, heeft het personeel van de kliniek de opstand uiteindelijk bedwongen.
Verder kregen de eerste "stad-Groningers" aardgas. "Voor het eerst wordt er in de stad Groningen op puur aardgas uit de Slochter bron gekookt." In 350 huizen werden oude toestellen omgebouwd tot nieuwe aardgastoestellen, zodat "vanaf zes uur vanavond mag worden aangenomen dat iedereen in de betreffende sector op aardgas kan koken."
Ondertussen "hebben prinses Irene en prins Hugo een tocht gemaakt naar de krater van een uitgedoofde vulkaan op het eiland La Palma, waar zij een deel van de wittebroodsweken doorbrengen."
Tot zover het NRC en het Nieuwsblad van 12 mei 1964.
De studenten maakten zich bezorgd over een op handen zijnde verhoging van het collegegeld. De Nederlandse Studenten Raad, de N.S.R., protesteert tegen een verhoging van het collegegeld van ¦ 200,- naar ¦ 300,- per jaar. Minister Bot, van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, wil de meeropbrengst ten goede laten komen aan studentenvoorzieningen. De N.S.R. noemt dit een principiële onjuistheid. Het collegegeld mag niet beschouwd worden als een reële bijdrage in de kosten van het wetenschappelijk onderwijs. Bovendien is de verhoging niet in overeenstemming met het beleid om de entree tot de universiteiten te vergemakkelijken.
In Groningen willen Vera-studenten een eettafel opzetten met een maximale capaciteit van 600 maaltijden per dag. De eettafel zal gedeeltelijk gesubsidieerd worden; daarnaast levert Vera een eigen bijdrage in de kosten. Ook bij de andere studentenverenigingen, Albertus Magnus, Unitas en Magna Pete, bestaan dergelijke plannen.
De Stichting Studenten Huisvesting, de S.S.H., in Groningen heeft het voornemen om in de komende tien jaar (1964-1974) een groot aantal flats in Paddepoel neer te zetten.
Bijna twintig studenten hielden zich op de avond van 12 mei met geheel andere dingen bezig. Om 20.00 uur 's avonds begon de oprichtingsvergadering "van de Algemene Groninger Roeivereniging, waarin zich dan zouden gaan verenigingen alle roeiers/sters van: Albertus Magnus, Vera, Unitas en Magna Pete, en waarvan nihilisten lid zouden kunnen worden."
In het verslag van deze eerste Algemene Ledenvergadering wordt melding gemaakt van het feit dat "J.J. Dijk zeer verheugd is over het plan tot het oprichten van een studentenroeivereniging, daar uitbreiding van de bestaande studentengroeperingen binnen "de Hunze" het karakter van deze burgervereniging niet ten goede zal komen."
Op de oprichtingsvergadering werden statuten opgesteld, werd een bestuur benoemd en werden kleur en naam van de nieuwe vereniging bepaald. De statuten werden bijna letterlijk van Aegir overgenomen. Voor de naam van de vereniging bestonden verschillende suggesties: Gyas, een Trojaans slagroeier; Enki, een Babylonische god; Bato en Noach. Na enig uitstel werd men het later op de avond eens over de naam Gyas.
Het eerste bestuur bestond uit dezelfde mensen die ook zitting hadden in het bestuur van de vereniging, toen deze alleen in theorie bestond.
Er waren verschillende voorstellen voor kleurencombinaties; een schriftelijke stemming had het volgende resultaat: cognac-zwart: 8 stemmen, cognac-wit: 7 stemmen, cognac-bruin: 1 stem, cognac-grijs: 1, citroengeel: 1 en paars: 1 stem. Cognac en zwart werden zo de Gyaskleuren.
Tenslotte werd om tien uur, bij hamerslag, de oprichting van de "Algemene Groninger Studenten Roeivereniging Gyas" een feit.