"Wit is de geboorte
Zwart is de dood,
doch cognac is het leven"
(Hans Zumbrink)
Op de oprichtingsbijeenkomst van de AGSR GYAS besloten de eerste Gyassers om hun roeivereniging te gaan vertegenwoordigen in de kleuren zwart en cognac. De kleur cognac was indertijd een modekleur en werd niet, zoals soms beweerd wordt, gekozen vanuit een diepere symboliek. Op de ALV's, die op de oprichting volgden, kregen het clubtenue en de clubkleuren hun definitieve vorm. Het hemd zou wit zijn met een diagonale, zwarte band. Het short zou cognackleurig zijn. De zwarte band zou diagonaal over het shirt lopen omdat men dit afwijkend vond en als symbolisch voor de nieuwe vereniging ervoer. In eerste instantie hadden vooral de vrouwelijke leden van Gyas bezwaar tegen een diagonale band, maar uiteindelijk konden ook zij instemmen met deze keuze. Ook werd er besloten tot het aanschaffen van blazers, sjaals en stropdassen in de clubkleuren. Deze zouden dan op wedstrijden en andere speciale evenementen moeten worden gedragen. Al deze gewoonten stoelden nog sterk op de mores zoals die toentertijd op de diverse studentenverenigingen heersten. Veel van deze gebruiken hebben zich blijvend kunnen handhaven en mogen zich de laatste jaren zelfs in een stijgende belangstelling verheugen.
Al snel na de oprichting van Gyas bleken zich problemen voor te doen over de kleur cognac. Wat was nu eigenlijk de precieze kleur cognac? En hoe kon men aan de vele cognacbroekjes komen voor de wedstrijdroeiers? Over de exacte tint van cognac werden en worden nog vele discussies gevoerd. Is zij glanzend goudbruin of lijkt ze op koude thee? Anderen noemden de kleur smalend "poepbruin". Het vinden van de juiste kleur bleek dus vanaf het begin al zeer moeilijk te zijn geweest. Vandaar dat men voor het verkrijgen van de vele wedstrijdshorts vaak was aangewezen op het zelf verven van broekjes. Dit gebeurde in wastobbes, ligbaden en wasmachines. En elke keer was het resultaat weer anders. Groot was de hilariteit onder niet-Gyassers als de verf tijdens regenachtige dagen niet geheel watervast bleek te zijn en het bruine vocht in lange strepen langs de benen van de roeiers droop.
Gyasleden begonnen zich al snel toe te leggen op andere kleuren. Op het eind van de jaren zestig waren ploegvlaggen erg populair. Deze ploegvlaggen, waarmee de wedstrijdploegen en fuifroeiploegen elkaar in creativiteit beconcurreerden, moesten worden gehesen door de boeg, als een ploeg het water op ging. De vlaggemast bij het botenhuis hing dan ook vaak vol met de meest bonte en vreemdsoortige ploegvlaggen, waarin elke ploeg het wezenlijke van zijn team had uitgebeeld. Deze rage van ploegvlaggen hield enkele jaren aan, maar is in de vroege zeventiger jaren weer verdwenen.
Hoewel het steeds moeilijker werd om aan cognacbroekjes te komen bleven zij op de wedstrijden uiteraard verplicht. Aan een correct roeitenue is door de wedstrijdleidingen altijd streng de hand gehouden.
Op de regiowedstrijden, waar men het met de clubkleuren niet zo nauw nam, waren de cognackleuren al bijna helemaal uitgestorven. In 1984 werd door het bestuur besloten om ook het cognackleurige short voor wedstrijdroeiers maar officieel af te schaffen en te vervangen door een zwarte. In de tijd daarna verdween de cognac short bijna geheel. De meeste raceroeiers gingen over op de glimmend zwarte wielerbroeken.
Vele roeiploegen gingen zich toeleggen op eigen kleuren van hun roeitenue. Het fenomeen ploegtrui werd in enkele jaren zeer populair. Op dit gebied is Gyas, vooral bij het regioroeien, trendsettend geworden. De manifestatiedrang van ploegen, die willen afwijken van de rest van de roeigemeenschap, blijkt zeer groot te zijn en deze ontwikkeling is anno 1989 nog in volle gang. Elk roeiseizoen weer verschijnen er weer meer verschillende kleuren met de meest uitgekiende spreuken en tekeningen. Het lijkt erop dat degene die geen ploegtrui heeft niet meer meetelt.
In 1986 werd een commissie opgericht die de neergang van de kleur cognac een halt wilde toeroepen. Deze zogenaamde blazercie, genoemd naar de cognackleurige blazers, onderzocht serieus de mogelijkheid tot herwaardering en herinvoering van de kleur cognac in het wedstrijdtenue. Cognac bleek daarvoor echter te zeer uit de gratie te zijn geraakt in de kledingwereld zodat de blazercie, vanwege de zeer hoge aanschafprijs van cognackleurige wedstrijdtenues, genoodzaakt was haar strijd voor het cognac op te geven. De door hen gebruikte kreet "Gyas wordt wakker, Gyas cognaccer!" bleek bij het merendeel van de leden nauwelijks aan te slaan.
Op een ander terrein echter maakt cognac de laatste tijd een grandioze comeback. De flitsende student van de jaren tachtig kiest zeer zelfbewust voor zijn drankje en prefereert steeds vaker de cognac. Aan deze drank worden immers steeds meer de kreten "stijlvol" en "exclusief" verbonden. Vroeger was de cognac een drank voor oude heren met dikke sigaren en was ze veel te duur voor een beursstudent. Tegenwoordig echter verschijnen naast de traditionele glazen bier steeds vaker glazen cognac bij Gyas op de tap. Gyassers vinden een gezellige avond op het botenhuis pas echt geslaagd als men gezamenlijk een goed glas cognac heeft kunnen nuttigen. Het roken van sigaren blijft echter nog steeds verboden!
Hoewel nog niet op elk front, de Gyasser begint dus toch weer de geur, de kleur en de smaak van cognac te waarderen. Immers, de onovertroffen kwaliteiten van cognac blijven uniek en niet te evenaren...
In het heuvelachtige gebied van de Charente, zo"n honderdvijfentwintig kilometer ten noorden van Bordeaux, ligt het stadje Cognac. Het is deze stad die zijn naam gaf aan de drank afkomstig van de druiven uit haar omstreken, de drank, die nog steeds het gezicht van onze vereniging bepaalt.
De traditie van verbouw van wijndruiven is bijna zo oud als de mensheid zelf. Sinds mensenheugenis voerden de wijnboeren uit Zuid-West Frankrijk al grote hoeveelheden wijn uit naar andere streken. De handel van Bordeauxwijnen concentreerde zich vooral op de Lage Landen. Volgens de verhalen was er een zuinige, Hollandse wijnschipper die een manier uitvond om het dure transport van de grote wijnvaten te vereenvoudigen. Hij kwam op het idee om de wijn te destilleren. Op deze wijze zou wijn relatief goedkoper kunnen worden vervoerd. Al snel ontdekte men dat ook het destillaat een uitstekende smaak had en men gaf het dan ook de naam "Brandewijn". In het Engels verbasterde dit tot "brandy". Sindsdien gingen vele wijnboeren uit die streken zich toeleggen op het destilleren van wijn en het produceren van de zogenaamde "eau de vie". Van deze eaux de vie produceert men verschillende dranken waaronder Cognac, Armagnac en Brandy. Ook de Nederlandse Vieux is een soortgelijk produkt. De eau de vie uit de streek Cognac kreeg een zeer goede naam en er werd dan ook door de handelaren om "cognac" gevraagd. Omstreeks 1700 kwam men al tot een eerste kwaliteitsindeling van de produkten.
Rond 1850 besloot een groep geologen, onder leiding van een zekere Coquand, te onderzoeken waarom de cognac zo'n superieure drank vormde. Uit hun onderzoek bleek dat het kalkgehalte van de wijngronden bijzonder hoog was. De vele kalkdeeltjes in de bodem werken fosforiserend en zorgen dat de druiven ook van onderen worden belicht. Het klimaat zorgt in Cognac voor een juiste temperatuur en luchtvochtigheid. De omstandigheden rond het stadje vormen zo een ideale omgeving voor de wijndruif, die als basis voor de cognac wordt gekweekt.
De wijnboeren gingen zich in de loop van de tijd geheel toeleggen op de produktie van de wijn voor cognac. Een wet uit 1909 deelde het gebied op in zes officiële cognacdistricten:
1. Grande Champagne
2. Petite Champagne
3. Borderies
4. Fins Bois
5. Bons Bois
6. Bois Ordinaires
De districten, die het dichtst bij de stad Cognac liggen, gelden als de beste. Deze districten (Grande en Petite Champagne) hebben het hoogste kalkgehalte. Een cognacmengsel van minstens 50%, uit een van deze districten, die heet Fine Champagne.
Alleen de drank, die uit het bovengenoemde wijngebied komt, kan onder de naam Cognac op de markt gebracht worden. Cognac heeft recht op een eigen Appellation Contrôlée.
Als basis voor cognac dienen drie witte druivenrassen, de St.-Emilion, de Folle Blanche en de Colombard.
Deze rassen geven weinig alcohol en veel zuren en vormen zodoende een juiste grondstof voor de cognac. De druiven worden in de herfst geplukt en daarna voorzichtig geperst, zodat stoffen die een scherpe smaak kunnen veroorzaken niet in de wijn terechtkomen. Het geperste produkt, de most, laat men kort gisten en het wordt daarna gezuiverd en gedestilleerd. Dit destilleerproces vindt plaats in de voorgeschreven destilleerketel, de Alembic Charentais. Men destilleert twee keer en het uiteindelijk produkt is een kleurloos destillaat, ook wel "la bonne chauffe" genoemd.
Het kleurloze destillaat wordt nu in vaten gedaan en verkrijgt daar, door lagering zijn specifieke, niet te evenaren smaak en kleur. Dit lageren vindt plaats in fusten van Limousin-eikenhout. Dit eikenhout is hiervoor geschikt, omdat het poreus en toch stevig is. Gemiddeld is het hout zo'n eeuw oud. Omdat het hout zo poreus is verdampt de alcohol en trekt door het hout naar buiten, terwijl zuurstof binnen dringt. De alcohol die op deze wijze vervliegt, noemt men wel "La part des anges", het Engelendeel. Hoe kleiner het vat, des te groter is het contact van de drank met het houtoppervlak. Dit bepaalt ook de kwaliteit van de cognac en vormt op deze wijze de goud- en amberkleuren van de cognac. Op gezette tijden vult men de vaten aan. Het spreekt vanzelf dat de tijd van lagering de kwaliteit bepaalt. Hoe langer de cognac rijpt, des te beter hij wordt. Er is echter wel een grens, maar deze hangt samen met de kwaliteit van de cognac en de kwaliteit van het vat. In het algemeen zal een cognac niet langer gelagerd worden dan 50 jaar. Anders krijgt hij een houtsmaak; hij wordt boisé. Vaak mengt men verschillende cognacsoorten nog tijdens de lagering, maar ook gebeurd dit bij het bottelen. De cognacmengers zoeken dan naar het meest perfecte mengsel van oudere en jongere lageringen. Dit noemt men blenden. Als cognac eenmaal op de fles gebotteld is stopt het rijpingsproces en kan de cognac vele tientallen jaren bewaard worden. Voor de botteling wordt het cognacmengsel verdund met gedestilleerd water tot een alcoholpercentage van ca. 40 %.
Op de cognacflessen, die vaak een specifieke dofgroene kleur hebben, kan men etiketten aantreffen die een codering geven voor de leeftijd van de cognac. Deze codes geven aan hoeveel jaar een cognac op het vat gerijpt heeft. Omdat cognac meestal een mengsel is, heeft de leeftijdsaanduiding betrekking op de jongste cognac.
aanduiding op het vat gerijpt.
*** 2 jaar
V.S.O.P. 4-5 jaar
X.O. 6 jaar
Grande Réservé 10-50 jaar
In de praktijk brengen vele cognacfirma's hun driesterren-cognac al na een jaar op de markt. Men voegt dan caramel en eikehoutessence toe.
Cognac en andere eaux de vie worden vaak als digestif gedronken. Zij vormen dan de afsluiting van een goede maaltijd, omdat zij de spijsvertering bevorderen. De cognac wordt gedronken uit een tulpglas of een ballonglas, mits deze maar niet te klein zijn, omdat anders de smaak niet tot zijn recht zou komen. De drank wordt in deze specifieke glazen geschonken, omdat zij naar boven taps toelopen en zodoende het cognacbouquet langer vasthouden. Het glas is nooit tot meer dan een derde deel gevuld. Een zeer geliefde kameraad van de cognac is een goede sigaar.